Historie
Voor een gemeente die aan een rivier gelegen is, zijn de verbindingen met de ‘overkant’ van wezenlijk belang. De veerdiensten hebben altijd een zeer belangrijke functie gehad en de geschiedenis ervan gaat ver terug in het verleden.
Ruw geschat bestaat het Drielse veer al vanaf het jaar 1000. Met een zeilschip werden onze voorouders naar Oosterbeek overgezet om hun kerkelijke plichten te vervullen, te huwen of een kind te laten dopen. Want Driel, zowel als Heteren en Randwijk hoorden onder het diaconaat Velua, deel van het bisdom Utrecht, en Oosterbeek was de dichtstbijzijnde parochie. Pas in 1460 werd Driel kerkelijk zelfstandig. Maar het veer bleef en heeft in zijn bestaan vele eigenaren gehad. Na de hervorming werd het in 1580 eigendom van de hervormde kerk van Oosterbeek In 1669 werd het verkocht aan de stad Arnhem, die tot 1846 eigenaar bleef. De nieuwe eigenaar werd een fabrikant uit Oosterbeek. Ook Terwindt, eigenaar van de steenfabriek, heeft het veer in zijn bezit gehad om er zijn werkvolk mee over te kunnen zetten. Een zeilpont was het toen al lang niet meer.
Dat het met de pont niet altijd van een leien dakje ging toon een berichtje uit de ‘Betuwe’ van 27 december 1890. Hierin staat: ‘De Drielsche veerpont is op drift geraakt tussen de ijsschollen. Hij werd bij het Lexkesveer opgevangen’. Maar dat het ook wel goed kon gaan bij zware ijsgang blijkt uit het volgende artikel uit dezelfde krant: ’16 febr. 1907 Driel – Dat er in het naburige Arnhem grote behoefte bestaat aan een vaste brug over de Rijn en de bediening van het veer bij ijsgang te wensen overlaat, bleek donderdag den vorige week. Van 7 uur tot 11.30 uur des voormiddag wachtten zeven vrachten tabak voor de firma Frowein en co bestemd, aan de Betuwse zijde op overzetting. Het was onmogelijk om over te komen, wer er door het bedienend personeel gezegd. Maar wat te Arnhem, naar men zeide, ondoenlijk was, gebeurde een paar uur later zonder veel moeite aan het Drielse veer. Tot lof van deze wakkere veerlieden en ter beschaming van het veer van zoo’n grote stad, meenden we dit niet onvermeld te moeten laten.’
Begin 1900 werd het een ‘gierpont’; langs een, over de Rijn gespannen, kabel werd de pont door de stroming naar de overkant geduwd. Toen in de zeventiger jaren de stuw bij Driel werd gebouw was dit het einde van de pont. Door de aanleg van het stuweiland en het stuwkanaal was er geen mogelijkheid meer om op deze milieuvriendelijke manier het veer te laten bestaan. Rijkswaterstaat onteigende het veer en verkocht de rechten aan Wennekes uit Oosterbeek, Deze heeft jarenlang een motorpontje, waarmee hij alleen nog fietsers en voetgangers kon overzetten, geëxploiteerd.
De vorige eigenaar, A.G.M. Gores voer nog steeds met hetzelfde pontje, maar de dieselmotor was vervangen door een elektromotor; in samenwerking met stroomproducent Alliander vaart het pontje nu met een passagiersoverkapping die gemaakt is van zonnecollectoren, een voor Nederland uniek project. Met de hiermee opgewekte energie kan het vaartuigje een groot deel van de dag haar klanten overzetten. ‘s Nachts wordt ‘bijgetankt’ uit het stopcontact.
(Overgenomen uit Driel Heteren Randwijk, 2000)